Alles over series, tv en film. Vanaf de redactie van de VARAgids.

Interview: Peter Faber (Centraal Medisch Centrum)

05-10-2016
  •  
leestijd 11 minuten
  •  
215 keer bekeken
  •  
Peter Faber
Acteur Peter Faber overziet zijn carrière. Van het Werktheater via het wonderlijke De Gulle Minnaar naar zijn werk voor de nieuwe RTL-serie Centraal Medisch Centrum.
 
Werkteater (1970-1977)
‘Ik was destijds getrouwd met Shireen Strooker. We hoorden dat er een nieuw initiatief zou komen, een plek waar iedereen de verantwoordelijkheid zou delen, waar geen regisseurs waren, maar ook geen schoonmakers: we zouden alles zelf doen. Een coöperatieve vereniging, geheel in de geest van de jaren 70. We hadden geen ideologie, we wilden alleen de dingen maken die ons interesseerden. We begonnen met twaalf man en vrouw, de meesten kwamen van Toneelgroep Centrum. Het werd een huwelijk met grote hoogtes en diepe dalen. Elke dag vergaderden we van klokslag elf tot klokslag twaalf. Soms vlogen dan de asbakken door de ruimte. We waren allemaal mensen met een raar verleden, vooral geïnteresseerd in onze eigen gekte. Ons eerste grote stuk was Toestanden , dat ging over de psychiatrie in die tijd, met als basis het boek Wie is van hout dat ongeveer iedere Nederlander in de kast had staan. We werkten niet met regisseurs, maar ieder van ons was af en toe ‘stimulator’. Zelf ben ik de simulator geweest van het stuk Het kantoor over een werkplek waar mensen elkaar terroriseerden. We deden ook voostellingen op locatie. Zo hadden we elke week een voorstelling van een halfuur in Paradiso, daar waren we voor gevraagd door toenmalig directeur Gert-Jan Dröge. Daar hadden we een serie met een baby in de hoofdrol: de ene week werd dan de oppas vermoord, de volgende week kwam Sinterklaas. Er zat een enorme lust tot actie in, tot doen. Elk jaar hief het Werkteater zichzelf op, om vervolgens weer een nieuwe subsidie aan te vragen. Uiteindelijk ben ik er zeven jaar, tot 1977 bijgebleven. Ik werd steeds vaker gevraagd voor film en ik wilde uitzoeken hoe dat beviel. Eerst wilde ik een pauze nemen, maar uiteindelijk ben ik niet meer teruggegaan.’
Paul Verhoeven (De Worstelaar (1970), Keetje Tippel (1975), Soldaat van Oranje (1977)

‘Ik heb drie films met Verhoeven gedaan, waarvan De Worstelaar de eerste was. Werken met Paul was een feest. Er was nog geen vakbond, de opnamen gingen de hele dag door. Ik vond het wel lekker die bezetenheid, ik werd er niet moe van. De lust tot actie is groter dan regels. Ik ben geen getraind acteur, heb wel de mime-opleiding gedaan, maar dat was natuurlijk het tegenovergestelde van wat toen in de mode was: de methode van Stanislavski, waarbij je uit je onderbewuste moest zoeken naar de ervaringen die je moest spelen. Ik las die boeken ook en probeerde het toe te passen. Ging op zoek naar ‘The inner object’ en al dat soort shit, waarbij je het eerst van binnen moet beleven zodat je het van buiten ziet. Maar ik zag niets, ik voelde niets, ik kreeg er alleen maar stervende koppijn van. Toen ontdekte ik dat wanneer ik het warm had, dan ging ik uit mijn hoofd. Ik smeerde toen mijn buik ook in met Midalgan of tijgerbalsem, waardoor in mijn nylonpakken weer brandvlekken kwamen. Nu weet ik dat je mind en body kunt scheiden – hoe ouder ik word, hoe leger het hoofd is geworden. Ik heb juist geleerd om uit het hoofd te komen en mijn lichaam in te zetten bij mijn acteren.’
Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandse handelsmaatschappij (1976, Fons Rademakers)
[blendlebutton]
‘Dat was natuurlijk eigenlijk een lange vakantie in de Gordel van smaragd. Veel geld kreeg je in die tijd nog niet, dus ik had bedongen dat Shireen meemocht. De opnamen waren een groot avontuur. Ik herinner me een scène in de Indische Oceaan, we waren aan boord van een groot zeilschip en mijn hondje zat ene bal achterna die overboord stuiterde. Het beest erachter aan – en daar dook ik dan weer achteraan. Indonesië zou een hond leveren, maar die bleek vals. Zodat ik zelf ’s ochtends nog de Kampong ingegaan ben om een hond te zoeken die wel voldeed. Toen ik terugkwam, met hond, bleek de zeilboot met de crew aan boord al vertrokken te zijn. Terwijl ik de hoofdrol speelde! Eenmaal op het schip zei Fons (Rademakers, de regisseur, red.) ‘Ik wist wel dat het je zou lukken’. Ik weet nog dat ik met het beest onder mijn jasje vanaf de voorsteven in het water dook. Levensgevaarlijk natuurlijk, want die boot ging dan rakelings langs me. Vervolgens slingerde ik die hond weg en zwom er achter aan. Dat moest een paar keer over en ik dobberde ondertussen uren in het water, want er ging wat tijd overheen voor het zeilschip een rondje had gemaakt en weer terug was. Er zaten gigantische kwallen in de zee, er zouden haaien zitten. Het had anders af kunnen lopen, dat begrijp je. Memorabel is ook de keer dat we een duel zouden filmen op een bergheuvel bij ondergaande zon. Daarvan had de plaatselijke bevolking lucht gekregen dus toen we daar klaar stonden in onze kostuums, camera in positie, doken er opeens allerlei locals in de bosjes op, die wilden dat duel wel eens zien. En nu ik het toch over gevaarlijke situaties heb, wil ik ook de scènes met het racepaard nog wel noemen: omdat de Indonesische paardjes te klein werden bevonden, waren er twee paarden uit Australië ingevlogen voor Krijn ter Braak en mijzelf. Dat bleken racepaarden te zijn, maar dat wisten we toen nog niet. De bedoeling was dat we 200 meter in draf over een laantje zouden gaan, maar toen we erop zaten, schoten die beesten weg. Ik had nooit paardgereden, maar gelukkig veel cowboyfilms gezien, dus ik ben er niet afgeslingerd. De enige gewonde die bij die film is gevallen was cameraman Jan de Bont, die bij het voetballen na de eerste opnamedag zijn enkel had verstuikt.’
Dokter Vlimmen (1977, Guido Pieters)
‘Leuk recalcitrant en eigenzinnig, totaal anti-establishment, deze film van Guido Pieters over een veearts in Noord-Brabant aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Ik zegde toe, maar wilde alleen meedoen als ik zelf de beesten mocht opereren. Voorafgaand aan de opnamen had ik lessen gevolgd bij een professor dierengeneeskunde in Utrecht. Hij had me geleerd hoe ik in een dier moest snijden, hoe ik moest zagen en hechten. In een scène opereer ik een koe die een mesje heeft doorgeslikt. Het opensnijden voelt alsof je een schoenzool door midden snijdt. Daarna moest ik zijn rib openzagen en toen met mijn arm erin. Dat voelde alsof ik mijn hand in het heelal stak. Die koe, Marie heette ze, was eigenlijk bedoeld voor de slacht. Maar we hebben haar geadopteerd en na de opnamen heeft ze nog een natuurlijke oude dag gehad in een weiland ergens in België. Ik kan me ook nog een levensgevaarlijke scène herinneren, met een geile hengst die een merrie moest dekken. Wat een geweld daar bij kwam kijken en ik die er tussendoor liep en letterlijk een handje moest helpen om het geslacht van de hengst op de goede plek te krijgen. Het mooie was dat hij, toen hij zijn plicht gedaan had, als een oud mannetje wegsjokte. Zelf werd ik in de film beschuldigd van het bezwangeren van een dienstmeid. Maar dat was geheel ten onrechte.’
A Bridge to Far (1977, Richard Attenborough)
‘Wachten, veel wachten, vooral op de beroemde Hollandse luchten boven de IJssel, want die waren er meer niet dan wel tijdens de zes weken dat er gedraaid werd. Het was voor mij de eerste keer dat ik betrokken was bij zo’n grote Amerikaanse productie. De eerste keer dat ik op de set kwam, stelde Richard Attenborough me voor aan de hoofdrolspelers: aan Michael Caine en Dirk Bogarde, Gene Hackman en Sean Connery en natuurlijk aan Ryan O’Neal die in de film een generaal speelt die ik assisteer. Net als alle Amerikaanse acteurs had ik ook een eigen trailer en een persoonlijk assistent die dan kwam vragen wanneer ik wilde eten. Tegelijkertijd was het werken in essentie natuurlijk precies hetzelfde als bij een Nederlandse film: camera-geluid-actie. Ik herinner me een scène waarin we met parachutes naar beneden kwamen, wij deden net alsof, maar om ons heen werden honderden parachutisten gedropt. We moesten heel snel onze parachute oprollen en dan iets van 100 meter rennen. Er was een rails gelegd. Het moest een paar keer opnieuw en O’ Neal werd steeds kwaaier. Maar we moesten door: er was die middag net het goede Rembrandtlicht.’
Exit 7 (1978, Emile Degelin )
‘Dit is de enige film geweest waarbij ik moordneigingen kreeg. Die regisseur, een Belg, hield er zo’n vreemde manier van regisseren op na. Er zaten naaktscènes in, maar de Poolse actrice die hij had gekozen, wist daar niets van en was ook niet genegen om uit de kleren te gaan. Daarop ging hij op een vernederende wijze met haar om. Ik weet nog dat we op een gebouw aan het filmen waren en dat ik hem heb opgetild en riep dat ik hem van het dak zou gooien. Afijn. Ik woonde toen in een bus en ben na dat akkefietje in die bus gestapt en weggereden. De film is nog wel afgekomen, maar het was niet prettig. Een regisseur moet in essentie iemand zijn die richting geeft en niet allerlei niet ter zake doende dingen meeneemt naar de set.’
Duel in de diepte (1979, Bram van Erkel)
‘Voor de aardigheid moet je die serie nog eens kijken. Het is naar hedendaagse maatstaven zo traag, die montage, die bestond uit afwisselend, een totaal, een medium, een close-up en dan weer opnieuw. Destijds was het een hit, ik geloof dat er bijna drie miljoen mensen naar keken. Ik weet nog dat ik in de jaren 90 wel eens viste met Volendamse vissers en die kenden hele stukken tekst uit hun hoofd. Ik speelde El Loco, een beetje een zonderlinge kunstenaar. Voor deze serie zaten we drie maanden op de Nederlandse Antillen. En ook hier weer herinner ik me scènes die misschien beter door een stuntman hadden kunnen worden gespeeld, zoals eentje met Rutger Hauer op twaalf meter diepte, waarin we moeten vechten, met mes op koraal, en dan rollen we weer door, naar twintig meter diepte. Ik weet nog dat de Amerikaanse cameraman van te voren aan het ontbijt een beetje nonchalant deed tegen ons, maar toen we weer boven water kwamen, ontdekte hij dat we niet de stuntmannen waren, maar de acteurs. Van die man heb ik trouwens veel geleerd, onder meer over ‘ natural life force’ dat dingen altijd gaan zoals ze moeten gaan, maar dat terzijde.’
Schatjes! (1984) & Mama is boos (1986) Ruud van Hemert
‘“Ruud de bruut” werd regisseur Ruud van Hemert genoemd en dat was niet voor niets. Schatjes! , de eerste film die ik met hem deed, was een hel. “Cut” riep hij een keer keihard over de set, met daarop volgend: “Dit kan Faber dus niet”. Zijn methode: iedereen afbreken, alle zekerheden wegnemen. Ik heb actrices met trillende lippen in de hoek zien zitten. Toen ik twee jaar later het vervolg, Mama is boos , maakte, kende ik zijn methode en trok ik me er nog weinig van aan. Onlangs kwam mijn dertienjarige zoon thuis. Hij had op school gehoord dat hij een beroemde vader had. Toen wilde hij die films waar zijn vriendjes het over hadden wel eens zien. Hij zag de humor er wel van in.’
Ciske de Rat (1984, Guido Pieters)
‘Ook zo’n leuke film om te doen, met die Danny de Munk die me dan in plat-Amsterdams vader noemde. Ik weet nog dat we veel op de Czaar Peterstraat draaide. En dat Linda van Dijk, die de moeder van Danny speelt, maar van een kant gefilmd wilde worden, want die vond haar neus niet mooi. En dan ging ze achteraf altijd naar de montage om te kijken of het inderdaad goed was gedaan. Dat is een beetje een roddeltje.’
Paul Chevrolet en de ultieme hallucinatie (1985, Pim de La Parra)
‘Heel leuk, vooral de scènes met Ellen Vogel. Die wilde alleen meedoen als ik het speelde. Daarna heeft Pim de La Parra nog veel aan met getrokken, maar daar ben ik niet meer op ingegaan. Een gekke man, maar heel leuk. Het werken ook. En god, die scène in Yab Yum, in dat bordeel. Ik had een goeie kop in die film, ongeschoren.’
De gulle minnaar (1990, Mady Saks)


‘Een beetje een foutje natuurlijk, maar het scenario was echt heel geestig. Ik zag er een lichtvoetige Franse komedie in. Ook de audities waren hoopvol. Mariska van Kolck vond ik een soort Goldie Hawn. Zelfs de opnamen vielen niet tegen, misschien een beetje simpel, maar ik dacht echt dat er wel iets van te maken zou zijn. En toen zag ik de eindmontage. Tja, dat was wel een ramp. Maar het is alweer gesleten hoor. Soms als ik aan het tanken ben, steekt er iemand een duim omhoog: het ging weer goed hè gisteren, roepen ze dan. Dan weet ik dat-ie weer is uitgezonden, de “slechtste film uit de Nederlandse filmgeschiedenis”. Het gekke is ook dat ik altijd met evenveel plezier heb gewerkt aan goede als aan slechte films. Je leeft een paar weken toch een soort zigeunerleven met elkaar. Dat plezier zie je dan misschien niet altijd terug in de film, maar in dat opzicht heb ik nergens spijt van gehad.’
Louis d’Or (1991)
‘Ik ben twee keer bekroond met een Louis d’Or. De tweede keer was in 1991, voor Koekoeksjon g, de Nederlandse toneelbewerking van One Flew over the Cuckoo’s Nest. Ik had de rol die Jack Nicholson speelt in de film. Op papier was het aanvankelijk een hoop gepsychologiseer, enorm intellectueel. Ik had er niets mee, was er ongelukkig over. Ik ben nog een keer heel kwaad geworden tijdens de repetities, waarbij ik zo in de rol kwam – alles vloog over het toneel. Vervolgens heb ik het zo bewerkt dat de rol me wel paste. Het werd heel authentiek, de strijd van die man op het toneel en misschien ook wel in het echt. Alles liep door elkaar heen.’
Sinterklaas
‘Vanaf volgende week zit ik weer bij Nickelodeon, voor Sinterklaas, 17 afleveringen. Vorig jaar speelde ik hem ook, toen was Sinterklaas zijn geheugen kwijt, nadat hij van zijn paard was gevallen. Vervolgens werd hij toen gekidnapt door een boerin die hem wil houden. Zo leuk om te spelen. “Ik heb het idee dat ik wat moet doen” – en dat-ie dan van die strooigebaren maakte. Ik heb er zelf ook erg om moeten lachen. Het is een prachtige rol. Dit jaar hebben ze weer iets leuks bedacht. Ik mag het niet verklappen, maar ik kom in een inrichting terecht omdat-ie kinds is geworden. Sinterklaas is zo’n leuke rol. Ik heb hem ook altijd op de school van mijn zoon gespeeld, met veel succes.’
Centraal Medisch Centrum (2016, Wil Koopmans)
‘Daar werd ik voor gevraagd. Ik kan alleen maar vertellen hoe het begint met mij. Ik speel een man die niet meer weet wie hij is. Het blijkt een man te zijn die altijd veel gedronken heeft, muzikant is geweest, toen acuut gestopt is met drinken, waardoor je ook een delirium kan krijgen. Toen op straat gevonden door de politie, naar het ziekenhuis gebracht en dan blijkt hij de vader van de directrice te zijn, van Renée Soutendijk. Zo begint het. Het is een kleine rol, ik zit in de eerste acht afleveringen. Het was heel leuk om te doen. En de regisseuse, Wil Koopman die was vroeger scriptgirl, bij onder meer Doctor Vlimmen (1977). En haar man Lex Wertheim was belichter bij Schatjes! Ik had haar nooit als regisseuse meegemaakt, maar ze is zo goed, zo op detail en op echtheid, met behoud van de vrijheid die er al spelend nog extra bovenop komt. Ze regisseerde om en om met haar zoon, Sib, die was ook erg goed.’
Centraal Medisch Centrum, zondag 2 oktober, 21:30 uur
[/blendlebutton]
 
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief van de Lagarde!