Alles over series, tv en film. Vanaf de redactie van de VARAgids.

The Vietnam War: indrukwekkende reconstructie van Ken Burns

  •  
01-07-2018
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
281 keer bekeken
  •  
The Vietnam War
Documentairemakers Ken Burns en Lynn Novick leggen in The Vietnam War de ­vinger op de zere plek.
Het onbestemde, indringende geluid van een gevechtshelikopter begeleidt naargeestige beelden van de Vietnamoorlog die worden afgewisseld met flarden van feestelijke parades in de Verenigde Staten. Een ex-marinier voorziet de ambigue taferelen van commentaar: ‘Thuiskomen na de oorlog was bijna net zo traumatisch als de oorlog zelf.’ Hij vervolgt: ‘Jarenlang waren de perikelen in Vietnam taboe. Alsof je een alcoholist in je familie hebt waar je liever over zwijgt.’ Pas recent behoort de historische schandvlek, die alom bekend staat als een zinloze exercitie, weer tot de categorie van enigszins acceptabele gespreksonderwerpen, zo vertelt hij: ‘Babyboomers vragen zich af: wat is er nu in werkelijkheid gebeurd?’
Die wezenlijke vraag wordt in de documentairereeks The Vietnam War onomwonden en openhartig beantwoord. Documentairemakers Ken Burns en Lynn Novick, en historicus Geoffrey C. Ward, bestudeerden 1500 uur archiefmateriaal en 24.000 foto’s. In tien jaar tijd interviewden ze tevens 79 getuigen. Ruim 50 jaar na de verschrikkingen in Zuidoost-Azië biedt dit coherente, 30 miljoen dollar kostende overzicht van de Vietnamoorlog nieuwe, pijnlijke inzichten. In ruim zeventien uur nemen de makers de tijd om in tien afleveringen het hele conflict te doorgronden. Dat doen ze op geopolitiek niveau, met geactualiseerde analyses van dubieuze politici als de Vietnamees leider Lê Duẩn en zijn Amerikaanse tegenhangers Lyndon B. Johnson en diens opvolger Richard Nixon. Vooral de polariserende stijl van de laatstgenoemde havik, krijgt bezien vanuit het huidige Trumptijdperk een nieuwe betekenis. Burns licht dit toe in gesprek met tijdschrift Entertainment Weekly: ‘Ook nu zijn er grote demonstraties in het land, een regering die is geobsedeerd met lekken in de media en een president die van liegen wordt beschuldigd.’
 
De documentaire is gelardeerd met dergelijke indirecte en directe verwijzingen naar het heden; onder meer geschetst aan de hand van archiefbeelden van de toespraak van de Amerikaanse opperbevelhebber William Westmoreland, die in 1967 vol bravoure in het Amerikaanse congres meldt: ‘We zullen zegevieren in Vietnam.’ Is dit een leugen? Het is een – met opzet of niet – inschattingsfout, die door veteranen van beide kanten – en ditmaal niet door experts – in talloze gesprekken zal worden beaamd. Burns heeft ervoor gekozen om vooral de gewone man aan het woord te laten, met waardevolle en aangrijpende verklaringen tot gevolg. Zo wordt naast de politieke rode draad vooral de nadruk gelegd op het microniveau: hoe was het om in de hel te leven?
Die akelige ervaringen worden benadrukt door een bij vlagen bombastische montage, de heldere voice-over van Peter Coyote en unheimische dissonante composities van Trent Reznor en Atticus Ross, bekend van de rockband Nine Inch Nails. Ook kreeg Burns toestemming om vrijwel kosteloos 120 popsongs te gebruiken in de reeks: het werk van artiesten als Janis Joplin en Deep Purple is, aldus een veteraan, ‘onlosmakelijk verbonden met deze tijd.’ Een bitterzoete tijd, waarin hoogtepunten (Woodstock) worden afgewisseld met dieptepunten (Het bloedbad bij My Lai). Oudgediende John Mosgrove, een jongensachtige verschijning, ontpopt zich als het voorbeeld voor deze tweeledigheid: zonder schroom maar met enige gêne deelt hij zijn desillusies en apotheosen met de kijker, door wisselend langs en in de lens te staren, met zijn sombere blik.
‘Na mijn eerste slachtoffer te hebben vermoord, wilde ik niet meer doden.’ In het vervolg gebruikte hij andere eufemistische termen als het ‘uitroken’ van ‘dinks en zips’. Infanteristen kregen dergelijk racistisch jargon – minachtende bijnamen voor mensen met een Aziatische achtergrond – met de paplepel ingegoten tijdens hun militaire training. Mosgrove licht toe: ‘Maak van het subject een object.’ Zo deden allerlei laatdunkende termen hun intrede, in een poging van hogerop om de perceptie van de vijand te beïnvloeden: de tegenstander, de Vietnamees, was geen mens maar een beest. Burns probeert dat eenzijdige beeld, dat ook domineert in talloze fictiefilms die verschenen over de Vietnamoorlog, weg te nemen bij de kijker door de oosterse vijand te vermenselijken.
Talloze veteranen van de Vietcong en het Noord-Vietnamese leger komen aan het woord, vaak in vol militair ornaat. Ook zij hadden een monsterlijk beeld van de tegenpartij: ‘Amerikanen waren bandieten en indringers.’ De veteranen grinniken om het Amerikaanse ethos waarbij niemand in de steek wordt gelaten: ‘Als ze terugkwamen voor hun strijdmakkers, dan kregen we nog een schietkans.’ Een ex-militair vertelt hoe hij hele bataljons opspoorde in de jungle, aan de hand van achtergelaten smeulende peuken. Ook verdriet komt ter sprake: hoe er gerouwd werd, wanneer tientallen van hun kompanen waren omgekomen bij een veldslag.
Het was overigens geen sinecure om in de communistische staat Vietnam te mogen filmen, zo schrijft The Washington Post in gesprek met Burns, maar wel zeer waardevol. Via opgepoetste archiefbeelden en getuigenissen wordt geïllustreerd hoe Vietnamese adolescenten zich en masse aanmelden om deel te nemen aan de Amerikaanse Oorlog, zoals het conflict in Zuidoost-Azië wordt genoemd. Enthousiast vertellen ze hoe ze sjoemelden met steentjes in hun broekzakken om te voldoen aan het benodigde, minimale lichaamsgewicht voor de keuring en hoe ze logen over hun leeftijd, in de hoop een wapen in de hand gedrukt te krijgen.
Naast de aandacht voor de vijand is er eveneens de noodzakelijke consideratie voor de rol van minderheden. Zoals het portret van een Amerikaanse verpleegkundige die vrijmoedig vertelt over jonge mannen die de ziekenboeg werden binnengebracht met het predicaat ‘verwacht’, een verkorting voor ‘verwacht te sterven’. Met zo’n passage maakt Burns voor eens en altijd een einde aan de mythe dat de Vietnamoorlog uitsluitend een mannelijke aangelegenheid was. Dat segregatie op het slagveld tijdelijk afwezig was, wordt eveneens naar het land der fabelen verwezen. Zwarte Amerikanen vertellen over legertenten die rijkelijk gedecoreerd waren met de racistische vlag van de ­Geconfedereerde Staten.
De meest spraakmakende noviteit in The Vietnam War is echter de wijze waarop soldaten – ‘met bloed aan hun handen’, aldus een geëmotioneerde hospik’ – vertellen hoeveel mensen ze hebben gedood, uit pure schaamte. Ze bekennen schuld, en Burns biedt de ruimte voor vergiffenis. Zo vertelt een soldaat dat hij in juli 1968 nog actief vastbesloten vocht in de Vietnamese wouden waarop hij zich in oktober aansloot bij de anti-oorlogsbeweging. Ook John Mosgrove veranderde uiteindelijk van mening. Dat biedt hoop: ook in deze tijden kan activisme aanzetten tot verandering. 
The Vietnam War, vanaf 28 juni 2018 op Netflix
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief van de Lagarde!