Alles over series, tv en film. Vanaf de redactie van de VARAgids.

Waarom woestijnen een geliefd decor zijn voor speelfilms

22-06-2017
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
1301159537
Verlaten, droog en dodelijk: woestijnen schrikken af maar trekken ook aan, hoewel we er niets te zoeken hebben. Ze zijn een geliefd decor voor speelfilms, blijkt ook deze week op tv.
John Ford, de legendarische Amerikaanse regisseur van westerns als The Searchers en een hele karavaan aan andere meesterwerken met John Wayne in de hoofdrol, zei het zo: ‘De echte ster in mijn westerns is altijd het landschap geweest.’ De Amerikaanse schrijver en woestijnverslaafde Edward Abbey zegt het in zijn essay The Great American Desert zo: ‘De woestijn is er voor in de bioscoop en voor extatische mystici, niet voor familie-uitjes.’ Zijn survival-tip nummer één: wegblijven. Want de woestijn is ‘een afschuwelijke plaats, waar mensen ziek worden, gewond raken en verdwalen. Ook als je het overleeft, heb je er een verschrikkelijke tijd.’ Edward Abbey wist waarover hij het had. Hij werkte vele jaren als natuuropzichter in diverse woestijngebieden in de VS. Hij schreef er western-romans over, waarvan er eentje werd verfilmd met Kirk Douglas in de hoofdrol, en veel non-fictie waarin hij het opneemt voor het behoud van de Noord-Amerikaanse woestijnen als natuurgebieden, die zo verlaten mogelijk dienen te blijven. Geen mensen graag. Behalve hemzelf dan, want ondanks zijn waarschuwende woorden was hij er niet weg te slaan.
Die verlatenheid is een kenmerk van woestijnen dat in hun naam besloten ligt; in veel talen is het woord voor woestijn afgeleid van het Latijnse desertum, dat ‘verlaten plaats’ betekent. Ons woord is afgeleid van woestine, ofwel ‘woeste grond’. In het Hindi is het woord voor woestijn afgeleid van marusthahal, ofwel ‘plaats des doods’, en de naam van de Chinese Taklamakan woestijn is een verbastering van de Arabische term voor ‘een plaats die je alleen moet laten’. Edward Abbey krijgt hier dus gelijk. In die Taklamakan is het overigens, in tegenstelling tot het clichébeeld van woestijnen, koud.
Want wat is een woestijn? Je hebt hete en koude, kustwoestijnen en binnenlandse woestijnen. Ze zijn zanderig, rotsachtig of geheel bedekt met zout. Of met ijs: de grootste woestijn op aarde is Antarctica. Bijna veertien miljoen vierkante kilometer vorstelijke ellende, ruim 330 keer Nederland. De tweede in grootte is de Sahara, een zandbak van ruim negen miljoen vierkante kilometer die zich over dertien landen uitstrekt en waar het heel anders toeven is dan op de Zuidpool, hoewel het ’s nachts behoorlijk koud kan worden in de Sahara, wat overigens weer het Arabische woord is voor ‘woestijn’. En een zandbak is het maar deels: de Sahara heeft ook rotsformaties, vlaktes van steen en grind en zelfs vulkanen. Er wonen vier miljoen mensen, tegen nul op Antarctica – afgezien van het tijdelijke verblijf van een paar duizend wetenschappers en toeristen aldaar. Woestijnen zijn dus zeer diverse omgevingen. Wat ze gemeen hebben, is dat ze allemaal voldoen aan een veelgebruikte definitie van een woestijn: een regio waar het jaarlijks minder dan 250 millimeter regent of sneeuwt. Vaak véél minder. De meeste dieren en planten blijven er zodoende weg. Verlaten plaatsen, daardoor. Een menselijke bezoeker is er dikwijls de enige en is zelf veruit de grootste bron van (vloeibaar) water. Voor zolang dat duurt.
Die barse eigenschappen maken woestijnen tot meer dan fysieke plaatsen: het zijn ook plaatsen van de geest. Dat kan in positieve zin zijn, zoals bij de geëxalteerde mystici waarover Edward Abbey het had. Zij en andere liefhebbers kunnen in vervoering raken door de fysieke oneindigheid, leegte en oorverdovende stilte van woestijnen. Maar een en ander wordt, ook bij hen, toch wel danig getemperd door de zekerheid dat je in veel woestijnen zonder héél serieuze voorbereidingen uiterlijk overmorgen dood gaat. De op het oog oneindige vrijheid van een woestijn is tegelijkertijd een gevangenis. Dat tweeslachtige karakter – ultieme vrijheid tegen een potentieel hoge prijs – maakt de woestijn tot zo’n geschikte arena voor het drama in films.
Vooral in westerns natuurlijk, die bijna mythische vertellingen over Europese immigranten die op zoek naar welvaart van de oostkust van de VS richting het westen trokken en onderweg een hoop woestijnen aantroffen. Neem 3:10 to Yuma (2007), maandagavond te zien. Een zeer verdienstelijke verfilming van een kort verhaal van cultschrijver Elmore Leonard, met Russell Crowe (Gladiator) als een goedgebekte bijbel-citerende bandiet en Christian Bale (The Big Short) als een boer die in de droogte van de woestijnen van Arizona een mager bestaan bijeen gaart. De titel is een knipoog naar de beroemde western High Noon, waarin een trein met een bandiet erin exact om twaalf uur ’s middags in een stoffig woestijnstadje arriveert. In 3:10 to Yuma vertrekt een trein, te weten die van tien over drie naar Yuma, met aan boord de gearresteerde bandiet die wordt bewaakt door de boer. Vanaf het begin van de film verkeren we in de woestijn; we maken er een overval op een postkoets mee en diverse knallende confrontaties. Zelfs als we niet in de woestijn zijn maar in het stadje waar de film zich ook deels afspeelt, ligt de woestijn altijd op de loer. Vanaf de hoofdstraat zie je rondom de zanderige vlaktes liggen en in de verte de bergen onverschillig toekijken. De schaal en droogte maken het landschap inderdaad tot een hoofdrolspeler; zonder deze barse omgeving was de verbeten strijd op leven en dood tussen deze mensen helemaal niet nodig geweest.
Ook voor de verbeelding van toekomstige ellende zetten filmmakers woestijnen graag in. Mad Max (zaterdag te zien) is een essentiële film in de canon der woestijncinema die speelt in een apocalyptische toekomst waarin Australië is vervallen tot anarchie. De paarden zijn hier opgevoerde auto’s, het goud is hier benzine, maar het is eigenlijk gewoon een western waarin een jonge Mel Gibson met moeite het hoofd koel houdt. De remake door dezelfde regisseur, Mad Max: Fury Road uit 2015 (te zien op Film1), is voorlopig de ultieme woestijnfilm van deze eeuw.
De lijst woestijnfilms is eindeloos: van de tragische romantiek van The English Patient en Paris, Texas tot het gewelddadige drama van Lawrence of Arabia en Zabriskie Point en de vrolijkheid van The Adventures of Priscilla, Queen of the Desert en Ice Age: Continental Drift (maandagavond op televisie). Woestijnen tieren welig in de bioscoop. De film waarin de woestijn zich misschien het openhartigst openbaart als wie zij is, is de vergeten en deels mislukte film Gerry (2002) van Gus van Sant, een curiosum dat je voor een paar euro’s koopt op dvd. Geschreven en gespeeld door Matt Damon en Casey Affleck, over twee jongens die onvoorbereid gaan wandelen in Death Valley, California. De film sleept zich net als de jongens voort. Traag. Leeg. Minimalistisch. Saai. Fel in de ogen schijnend. Heet. En een dorst dat je ervan krijgt. Net als de woestijn zelf dus, die hier écht de hoofdrol speelt (de jongens kunnen al na een paar uur geen zinnig woord meer uitbrengen) en de kijker bijna twee uur lang recht door de lens aanstaart. Gerry is als woestijnen: zowel een aan- als een afrader.
 
Mad max zaterdag 24 juni, Veronica, 22:15 uur
The Adventures of Priscilla, Queen of the Dessert zaterdag 23 juni, NPO 3, 23:50 uur
3:10 to Yuma maandag 25 juni, RTL 7, 20:30 uur
Ice age: continental drift maandag 25 juni, RTL 8, 20:30 uur
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief van de Lagarde!