In 1971 drijft James Brown zijn Nederlandse platenmaatschappij tot wanhoop: zal hij zijn hotelkamer uitkomen voor die drukbezette persconferentie? Het is niet de enige keer dat de soulster in grote onzekerheid op zich laat wachten. Een reconstructie.
Het is 16 februari 1971 en voor Harry Knipschild staat een uitermate belangrijke persconferentie op het programma. Daar is hij zich volledig van bewust, maar mocht hij het een seconde vergeten, dan wordt hij er vanuit New York voor de zoveelste keer aan herinnerd: deze persconferentie telt. De pas getekende popster moet weten dat zijn nieuwe label hem als grote prioriteit ziet. Kosten noch moeite moeten worden gespaard. In Nederland is Knipschild leider van de operatie. Hij werkt als producer bij Veronica’s Rhythm & Blues Hop, dat wordt gepresenteerd door Joost den Draaijer, maar tegelijkertijd is hij bij het grote Polydor-label in dienst als promoter. In die tijd rijzen nog geen vragen over belangenverstrengeling, zo heeft hij gemerkt. Knipschild: ‘Ik heb me nooit ingezet voor platen die ik niet goed vond. Dat zou ik niet over mijn lippen kunnen krijgen. De omroep heeft me altijd vertrouwd omdat ik me altijd geloofwaardig heb opgesteld. Daarom ben ik misschien geen miljonair geworden zoals anderen, maar wel gelukkig.’
Op deze dinsdag heeft Knipschild op sterk aandringen van Polydor New York alles uit de kast gehaald: voor de persconferentie heeft hij de complete onderverdieping van het chique Rotterdamse Hilton-hotel afgehuurd, de vloer die ook dienst doet als discotheek Le Bateau. Samen met Nederlandse Polydor-directeur Freddy Haayen, ook bekend als ontdekker van The Golden Earring, zorgt hij dat de ruimte er piekfijn uitziet en dat de hapjes en drankjes klaarstaan, zodat alle genodigde journalisten in pure zorgeloosheid kennis kunnen maken met de wereldster waar het allemaal om draait: James Brown. Tot voor kort bracht ‘the godfather of soul’ zijn platen uit via de succesvolle independent King Records, maar enige tijd nadat oprichter Syd Nathan overlijdt, wordt de complete catalogus door Polydor overgenomen. Het vlaggenschip James Brown tekenen ze zelf. En deze dag is het aan Knipschild om Brown te laten merken dat de artiest bij Polydor een triple A -contract heeft gescoord.
De journalisten stromen in steeds groteren getale binnen en de sfeer zit er al snel goed in. Knipschild en Haayen zorgen ervoor dat het gezelschap niets te kort komt. Het wachten is alleen op James Brown zelf, die boven in zijn luxe suite zit. Als de aanvangstijd steeds verder uit zicht raakt, gaat het Polydor-tweetal toch even boven kijken om polshoogte te nemen. Ze hebben, vanzelfsprekend, het kamernummer. Maar eenmaal aangekomen, merken ze dat ze allesbehalve vrije doorgang hebben. Knipschild: ‘Voor de deur stonden twee donkere mannen die er fysiek sterk uitzagen. Bodyguards. Dat was in die tijd ongebruikelijk. Contact met artiesten verliep altijd heel informeel en persoonlijk. Maar nu stonden er twee potige kerels. Ze zeiden dat mister Brown pas zou komen als hij er zin in had.’ Dus daar staat Knipschild, starend naar een dichte deur, met daarachter de popster van wie hij enkele jaren zo onder de indruk was. Want Knipschild was erbij: het eerste concert dat James Brown in Nederland gaf. In het Amsterdamse Concertgebouw.
Het Nederlandse live-debuut van James Brown wordt georganiseerd door het bureau van Paul Acket, destijds verantwoordelijk voor enkele legendarische boekingen zoals The Rolling Stones in 1966 in het Kurhaus. James Brown is binnengehaald door de twee jaar geleden overleden Peter de Wit, destijds verantwoordelijk voor de internationale boekingen, de functie die kantoorgenoot Theo van den Hoek in 1972 van hem zal overnemen. Van den Hoek is uiteraard wel aanwezig bij het Concertgebouw-optreden van James Brown. ‘Het begon om twaalf uur ’s nachts,’ herinnert hij zich. ‘Eerder die avond was een klassiek concert. Dat was om half elf afgelopen. Daarna moest de complete ombouw nog worden gedaan. Je kunt het je haast niet voorstellen. Het is een behoorlijk smal podium. Destijds stonden daar allemaal grote namen als The Doors en Jefferson Airplane. En James Brown dus.’
Net als Van den Hoek heeft Harry Knipschild James Brown nog nooit live gezien. ‘Ik kende alleen de platen,’ geeft Knipschild toe. ‘De eerste waren niet fantastisch opgenomen, zoals dat bij The Supremes, Otis Redding en Marvin Gaye wel het geval was.’ Knipschild is wel gecharmeerd van de eerste hit de James Brown in Nederland heeft gescoord: zijn ‘It’s a man’s man’s man’s world’ kwam in 1966 op 19 in de hitparade. Maar hoge verwachtingen voor het optreden? ‘Nee,’ zegt Knipschild. ‘Maar ik was wel nieuwsgierig. Iedereen had het erover. De reputatie was James Brown vooruitgesneld. Iedereen kende hem, maar niemand had hem gezien.’ Van den Hoek herinnert zich dat het optreden behoorlijk snel is uitverkocht. Maar ook al zit hij bij het boekingskantoor, hij weet niet wat hij kan verwachten. James Brown is nog nooit op de Nederlandse tv geweest. Simpelweg omdat dergelijke muziek in de toch al schaarse muziekprogramma’s niet aan bod komt. Het maakt de verrassing die bewuste avond alleen maar groter.
Harry Knipschild zit in de zaal naast zijn goede vriend en zanger Julio Euson, afkomstig uit Aruba. Hij herinnert zich dat zeker driekwart van de bezoekers een donkere huidskleur heeft: veel Surinamers en Antillianen. Dan begint de sterk spelende band en de zaal wordt vakkundig opzweept. De spreekstalmeester van het geheel kondigt de hoofdpersoon van de avond aan en dan maakt het concertgebouw kennis met een onvergelijkbaar fenomeen. Knipschild: ‘Wat er gebeurde toen Brown de trap afkwam, heb ik nog nooit meegemaakt. Binnen dertig seconden stond iedereen op de stoelen van rood fluweel. Je moest wel, anders zag je niets. De performance maakte nog meer indruk dan de muziek. James Brown ging op zijn knieën, hij kreeg een mantel over zijn rug, hij begon te trillen. Ik was echt overbluft.’ Elders in de zaal zit, nee stáát Van den Hoek. Toegegeven, toen iedereen op de stoelen sprong, schrok hij even. Van den Hoek: ‘Je hoopt toch dat er geen schade wordt berokkend, want uiteindelijk ben je als boeker verantwoordelijk. Maar ik heb geen moment gedacht dat het uit de hand zou lopen. Het publiek dreef op enthousiasme, niet op rottigheid. Bij The Stones was het anders. Daar wilden mensen het Kurhaus echt slopen.’ Ook Van den Hoek is direct overweldigd door de showman James Brown. ‘Ik kwam er die avond achter hoe goed hij werkelijk was. Hij speelde met de microfoonstandaard, maakte een split – James Brown was van elastiek.’
Zo’n twintig jaar later zal Van den Hoek James Brown voor het eerst de hand schudden. Maar niet voordat ook hij de stress in zijn lijf voelt omdat James Brown op zich laat wachten. Van den Hoek heeft de soulster geboekt op het door Paul Acket opgerichte North Sea Jazz-festival. De helft van de betaling is al vooraf gedaan, maar de andere helft dient nog cash te worden afgeleverd. ‘Zo ging dat in die tijd,’ zegt Van den Hoek. ‘We hadden achter de Statenhal afgesproken met zijn boekhouder, maar die konden we nergens vinden. Een groot probleem, want James Brown wilde alleen opkomen als hij zelf het geld had gezien. Zijn orkest was al begonnen met spelen, zeker een kwartier.’ Als een malle gaat Van den Hoek op zoek naar de verdwenen boekhouder, die hij uiteindelijk treft. Deze brengt het naar de tourmanager, die het op zijn beurt weer naar de portacabin van Brown zelve brengt. Die ziet dan dat het goed is. ‘Ik ben even naar binnen gegaan om te kijken of alles in orde was,’ zegt Van den Hoek. ‘Het bleek een vriendelijke man. Een professionele jongen ook. Ik wist al jaren dat geld belangrijk voor hem was. Wat hier gebeurde kwam gewoon voort uit achterdocht. Artiesten zijn destijds vaak belazerd.’ Gerustgesteld ziet Van den Hoek Brown naar het podium gaan. ‘Het publiek heeft waarschijnlijk niet eens doorgehad dat er iets mis was. Ze dachten dat het bij de show hoorde.’
Bij Van den Hoek is James Brown uiteindelijk komen opdagen, maar Knipschild en Haayen zitten in het Rotterdamse Hilton nog steeds in de penarie. Ze kijken door de gang en zien een telefoon staan. Meteen wordt er met New York gebeld en de situatie wordt uit de doeken gedaan. Het tweetal krijgt te horen dat de Amerikanen contact op zullen nemen met Brown. Ze wachten vervolgens bij de deur, recht tegenover de bodyguards. Knipschild: ‘We hoorden de telefoon in de kamer overgaan. Daarna hoorden we Brown praten, maar we wisten niet wat hij precies zei. Uiteindelijk liet New York ons weten: het is opgelost, hij komt eraan.’ Maar de belofte ten spijt, de situatie blijft hetzelfde: Brown is onzichtbaar. Dezelfde routine speelt zich af: bellen naar New York, de telefoon in de hotelkamer bij Brown, de toezegging dat het in orde komt. Maar wederom blijft de deur eigenwijs gesloten en wordt Knipschild nerveuzer en nerveuzer.
Beneden in het Hilton is dj Kees van Weijen voor de journalistengroep aan het draaien. Hij wordt vaker voor Le Bateau ingehuurd. Dj’en in deze tijd is een kwestie van plaatjes aan- en afkondigen. Als Van Weijen hoognodig naar de wc moet, zet hij het 14-minuten durende ‘Get ready’ van Rare Earth op. Op deze dinsdag kijkt Van Weijen er niet van op dat een ster als James Brown zo lang op zich laat wachten. Zo heeft iedere muzikant wel wat. Even daarvoor hebben The Osmonds nog door het hele hotel lopen golven. Van Weijen kan nog niet vermoeden dat hij vijf jaar later weer zal moeten wachten op James Brown. In spanning. En dat de twee gestreste mannen enkele verdiepingen hoger, Knipschild en Haayen, binnen afzienbare tijd zijn nieuwe collega’s worden.
Na anderhalf jaar dj’en komt Van Weijen, tot zijn grote genoegen, terecht bij Polydor en binnen afzienbare tijd is hij hoofd promotie. In die functie gaat hij op 12 januari 1976 met Ferry Maat, presentator van de populaire Soulshow, naar James Brown in de Jaap Edenhal. Na het optreden heeft Maat een interview met the hardest working man in showbusiness en Van Weijen moet dit begeleiden. Maar ook nu neemt de onzekerheid weer toe. Het tweetal zit al een uur te wachten en nog steeds mogen ze de kleedkamer niet in. ‘James Brown had veel mensen om zich heen die hem goed beschermden,’ vertelt Van Weijen. ‘Maar ik heb ze duidelijk gemaakt dat ik daar met de belangrijkste Nederlandse dj op gebied van soulmuziek was.’ De overtuigingskracht van Van Weijen werkt en hij mag met Ferry Maat de kleedkamer in. Daar ziet hij een bijzonder tafereel. Van Weijen: ‘James Brown zat onder een ouderwetse haardroger. Zo een die je bij de kapper ziet. Hij was natuurlijk helemaal nat geworden op het podium en ging onder zo’n groot rond ding zitten om bij te komen. Hij kwam er met zijn kop onderuit om mij te verstaan. Ik zei dat hij zo een radio-interview had. Hij vertelde dat we nog even moesten wachten. Tien minuten later vond het interview plaats. Het was een erg hartelijke en vriendelijke man.’
Theo van den Hoek en Kees van Weijen kunnen opgelucht ademhalen, maar het verhaal voor Harry Knipschild loopt minder fortuinlijk af, alle intercontinentale telefoontjes ten spijt. Knipschild: ‘Het resultaat was nul komma nul.’ Samen met Freddy Haayen loopt hij naar beneden om het slechte nieuws te vertellen. Knipschild: ‘Daar werd goed gereageerd. Met geen enkele journalist kregen we ruzie. Freddy gedroeg zich laconiek en pragmatisch. Je moet in zo’n geval vooral eerlijk zijn. Zelf had ik er voor een deel de pest in. Je wil integer overkomen bij de journalisten. Maar ik had mijn best gedaan en heb er uiteindelijk ook wel om gelachen.’
Jaren later zal Knipschild James Brown nog ontmoeten, als hij hem van het vliegveld haalt. Brown maakt een vriendelijke indruk. Een beetje timide misschien, maar dat kan ook door de vliegreis komen. Hij bedankt Knipschild uitgebreid voor de ontvangst op Schiphol. ‘Het tegenovergestelde van de taferelen in Rotterdam,’ aldus Knipschild. ‘Het viel me op dat het zo’n kleine man was. Niet groter dan 1 meter 60. De kans bestaat dat hij zoiets wil compenseren.’
Decennia later, als Knipschild de autobiografie van James Brown leest, begrijpt hij beter waar het gedrag van de soulster in Rotterdam vandaan kwam. Geboren in een hoerenhuis, al jong in aanraking met criminaliteit, op zijn 16de gepakt voor een gewapende overval, vervolgens drie jaar lang gevangen gezet: James Brown droeg een verleden met zich mee. Waarom James Brown destijds zijn hotelkamer niet wilde uitkomen, kan Knipschild anno nu in één simpele zin uitleggen: ‘Hij wilde gewoon laten zien wie de baas was.’
Het Uur van de wolf: Mr. Dynamite – de rise of James Brown, 28 juli, NPO 2, 22:40 uur